“Ga je iets over Wilders schrijven?”, vraagt mijn vrouw. Ik murmel wat terug en staar naar buiten. De eerste natte sneeuwvlok klets tegen het raam. Wolkenvelden en blauwe lucht wisselen elkaar af en de hoeveelheid regenbogen stemt Maud en Floor tot grote tevredenheid. Er is winters weer op komst, las ik vanochtend. Ondergetekende, als winterliefhebber pur sang, kan nauwelijks wachten. De nachtvorst kan mij niet streng genoeg zijn, de schaatsen heb ik van de week alweer wat plekjes naar voren geschoven in de zolderopslag. Want, tegen beter weten in blijf ik op strenge winters hopen. En zelfs ondanks dat Geertje niks opheeft met het klimaatmaatregelen.
“Aha, dus je gaat toch over hem schrijven!”, merkt mijn vrouw genoegzaam op. Ik schud van nee en blader door de krant. Ik lees iets over het asielzoekerscentrum in Ermelo, wat op de grens met Harderwijk moet komen. Er is wat discussie over de locatie en de omgeving. Niks nieuws dus. Ik moet een schamel lachje onderdrukken als ik me bedenk dat er na afgelopen week eigenlijk geen nood meer is tot deze discussie. Als het aan Geertje ligt komt er überhaupt geen AZC meer. Niet dat ik er een voorstander van ben hoor, al zie ik wel de noodzaak. Maar het stemt wel tot enige ironie.
“Zie je wel!” roept mijn vrouw. Ik bijt op mijn tong en schakel snel weer over naar de krant. Direct dwalen mijn gedachten echter weer af. Ik vraag me af wat ik er nu eigenlijk echt van vind, van de PVV als grootste. Ik wil er eigenlijk niet zoveel van vinden, want dan krijg je direct een label en zul je door het slijk moeten, linksom of rechtsom. Ik heb zwaar behoefte om mijn kop in het zand te steken, maar dat helpt natuurlijk ook niks. Kijk ik ben nooit een echt linkse stemmer geweest, noch erg rechts. Beetje veilig, in het midden, daar voel ik me wel thuis. Geertje heeft best punten hoor, maar ook een hele hoop onzin en idiote hersenspinsels die rechtstreeks indruisen tegen de rechtsstaat. Hoe moet dat ons land toch regeren? Ik zucht.
“Maar ga je dan helemaal niks schrijven over de verkiezingen?”. Ik zeg dat het al te laat is. Ik kon er niet omheen. Ik wilde niet maar heb er toch over geschreven. Vrouwlief glimlacht genoegzaam. Ze heeft weer eens gelijk. “En wat zit je toch met die kalender en die rekenmachine te doen?” vraagt vrouwlief verbaast. Ik zeg dat ik eruit ben. “Als we een maandje of 6-7 gaan formateren en het gedoogkabinet wat er komt na 2 maanden al klapt kunnen we over exact 333 dagen weer naar de stembus, schat ik.”